Stel es een vraag Part 2
Ik heb een hekel aan buitenlanders…..
Mocht je nu al je wenkbrauwen fronsen, dan kan ik je geruststellen. Dit was een quote uit mijn vorige artikel over oordelen en veroordelen. Ik gebruikte deze uitspraak om aan te geven dat oordelen sneller gaat dan vragen stellen, maar wel vaak tot verkeerde aannames leidt.
Als je echt de dialoog wil zoeken is het zaak om op het juiste moment de juiste vragen te stellen. Je kent wellicht al wat ezelsbruggetjes zoals ‘neem ANNA mee’ (altijd navragen, nooit aannemen) of ‘laat OMA thuis’ (oordelen, meningen, adviezen) en zo zijn er nog wel een paar. Ze zijn ontzettend handig, want in de praktijk vergeet je ze snel. Ongetwijfeld weet je ook dat je in veel gevallen beter een open vraag kan stellen dan een gesloten vraag. Een open vraag begint bijvoorbeeld met hoe, wat, waar, wie, welke en waarom. Een open vraag biedt je gesprekspartner alle kans te vertellen en informatie te geven waardoor jij diegene beter begrijpt, terwijl je op een gesloten vraag alleen maar ja of nee als antwoord krijgt.
Met mijn spel ‘discussiëren kun je afleren’ stimuleer ik jongeren om nieuwsgierig te zijn en open vragen te stellen. Tijdens het spel moeten deelnemers het verhaal achter een bepaalde mening achterhalen door vragen te stellen. Het blijkt dat jongeren het best moeilijk vinden om open vragen te stellen en vooral gesloten vragen stellen op basis van hun aannames. Tijdens de laatste keer dat ik dit spel deed, zat een docent communicatie bij mij in de klas zich te verbijten omdat ze het zag gebeuren dat haar leerlingen keer op keer automatisch naar gesloten vragen zochten. “Ik had het ze nog zo geleerd een paar weken geleden!” vertelde ze mij na afloop van het spel.
Nu lijkt het dat ik wil zeggen dat vooral jongeren dit moeilijk vinden, maar vergis je niet. Als ik het spel doe met volwassenen zie je hetzelfde gedrag en als je maar even om je heen kijkt (of naar de televisie) dan zie je dat vragen stellen niet direct een eigenschap is waar veel mensen in uitblinken.
Kortom, de techniek van het stellen van een goede open vraag is al een vaardigheid op zich. Toch geloof ik dat ik dat zelf wel aardig onder de knie heb. Ik geef mijn trainingen op een interactieve manier waarbij ik veel open vragen stel, reflecteer, samenvat en deelnemers stimuleer om ook aan elkaar vragen te stellen. Ik heb dat eigenlijk tot mijn tweede natuur gemaakt. Dit is niet alleen voor deelnemers stimulerend maar ook voor mij want hoe goed ik mijn trainingen ook voorbereid, ik weet nooit precies wat er komen gaat en kom dus altijd voor verrassingen te staan en daar hou ik wel van!
Maar toch….. Ik merk buiten mijn trainingen om, dat het echt een stuk moeilijker is dan gedacht. Onlangs was ik op een school om een training te geven aan een aantal klassen. Voor de les sprak ik met een docent die wilde weten wat ik precies kwam doen. We spraken met elkaar en op een bepaald moment deed zij een uitspraak waar ik het heel erg mee oneens was. Ik raakte wat geïrriteerd, schoot eigenlijk meteen in de overtuigstand en heb haar de rest van de dag een beetje gemeden. Bovendien vond het gesprek plaats op een moment dat mijn eerste training bijna begon, dus ik had weinig tijd om met haar in gesprek te gaan.
Op de weg terug naar huis analyseerde ik dit gesprek nog eens. Hoe kan het dat ik niet gewoon adequaat reageerde? Hoe kan het dat ik tijdens een training zonder oordeel zou doorvragen op haar mening en nu niet? Het duurde even voordat ik het antwoord wist. Er is nog iets meer nodig dan alleen maar de techniek van het uitstellen van je oordeel en het stellen van een goede vraag. Er is moed voor nodig. Moed om je eigen mening (die ik als trainer eigenlijk uitschakel) ter discussie te stellen. Moed om je te begeven op het terrein van de ander waar jij je misschien niet comfortabel voelt. Moed om het gesprek te verdiepen en een fase in te gaan waarin het misschien ongemakkelijk wordt. En ‘saved by the bell’ is geen excuus. Wat houdt je tegen om te zeggen: “interessant wat je zegt, ik ben nieuwsgierig naar je mening, maar ik moet nu de training in. Ben je er vanmiddag nog? Ik wil er graag op terugkomen.”
Later die week sprak ik iemand die ongewild kinderloos was. Ze vertelde mij dat allerlei leeftijdsgenoten om haar heen wél kinderen kregen, maar dat bijna niemand aan haar durfde te vragen hoe het met haar zat. Zou het hier om diezelfde moed gaan?
Ik zou zeggen voor de komende week: Heb het lef en stel es een vraag!